Deze oproep werd in de "Bruxelles en Mouvement", de periodiek van Inter-Environnement Bruxelles, van 10 maart 2010 gepubliceerd
Brussel en haar water hebben een uiterst kritiek moment meegemaakt. Kunnen we iets leren van een crisis waarbij enkel de korte termijn van belang is ? Het draait er voor ons om te stoppen met enkel te kijken naar de directe oorzaken en om over een langere tijdsspanne de geschiedenis te observeren.
De stad heeft het water teruggedrongen. Dit is een oud fenomeen en het hangt samen met het idee van vooruitgang dat ervan uit gaat dat er voor ieder probleem een technische oplossing bestaat. Met de industrialisering, verloren de rivieren hun economische waarde en verdwenen de molens en visvijvers. Waterlopen werden dan maar stortplaatsen. Voor de predikanten van hygiëne in de stad, was de welving van rivieren dé oplossing om er onderdelen van de riolering van te maken. Woningen en wegen waren in volle ontwikkeling, de bodems lieten steeds minder water door. Het grootste deel van het afvloeiend water gaat nu naar de riolering, waardoor het volume aan vervuild water en het aantal overstromingen toeneemt.
Omdat het water de bodem niet meer insijpelt, raakt het freatisch vlak uitgeput en de bronnen uitgedroogd. Men moet het water vanuit afgelegen stroombekkens laten komen. De oplossing is technisch : leidingen, pompen, filteringen, reservoirs ... Meer dan 95% van de 65 miljoen m³ drinkwater die de Brusselaars jaarlijks verbruiken, komt van het bekken van de Maas. Het stort zich vervolgens in de Schelde na een doortocht langs de riolering. Het “technische” water is wegwerpbaar geworden en heeft tegenwoordig ook een kostprijs.
De stad is de ecologische kijk op het water verloren. Drinkwater wordt voor alles en nog wat gebruikt –bijvoorbeeld de auto kuisen-, terwijl regenwater voor niets meer dient, buiten overstromingen veroorzaken. De Zenne, ver onder de grond begraven, heeft geen nut meer. Water is een zaak van leidingen en wordt iets virtueels. Het steeds meer gecentraliseerde waterbeleid beperkt zich tot het beheer van het binnenstromen, het buitenstromen en van de leidingen. Water maakt geen deel meer uit van de verbeelding van de stad. Het is er uit teruggedrongen en heeft zo haar heilige –onbetaalbare- aspect van levensbarend element verloren.
Sinds twintig jaar, moeten de Europese lidstaten hun water zuiveren – wat een onbetwistbare noodzaak is. Omdat dit dringend was, moest een zuiveringstation gebouwd worden. Een dergelijke installatie werkt echter het best wanneer het vuile water minder verdund is. De installatie heeft een veel te grote omvang omdat ze ook instaat voor het wassende water. Hiervoor waren reusachtige investeringen nodig (1,5 miljard euro voor Stepnord). Omdat Europa een jaarlijkse overheidschuld boven 3% verbiedt, is het de privé-sector die de installatie financierde, wat het steeds groter en minder controleerbaar technisch-financieel complex nog komt versterken . In de prijs van water, is nu ook de kost van de zuivering gerekend en zo wordt water een financiële inzet die de criteria van de gegobaliseerde economie beantwoordt.
Er ontstond een conflict tussen de overheid en het privé beheer van water, wat geleid heeft tot het conflict dat we nu meemaken. De burger die steeds verder af staat van de politieke besluitvorming kijkt ervan weg, des te meer omdat hij voor een bepaalde dienstverlening betaalt. Water wordt steeds meer een handelswaar en steeds minder een gemeenschappelijke rijkdom... Deze crisis lijkt op de terugkeer van wat verdrongen werd. We bereiken stilaan het hoogtepunt van een wereldbeeld waarin iedere technische oplossing in alle haast wordt genomen, zonder plan op lange termijn.
De ecologische problemen vragen om een andere visie, een meer complexe, ecologische en, waarom niet, meer poëtische manier van kijken. De stad kan de banden met het water terug aanhalen door in te spelen op de verschillende wijzen waarop het zich ‘gedraagt’ en aan de hand van verscheidene technische of sociale/collectieve installaties (regentonnen, infiltratiegeulen, grachten, vijvers, groene daken, openbare waterfonteinen, platformen met deskundigen en burgers, riviercontracten...), die net als stroombekkens het ontstaan van wat we Nieuwe stedelijke rivieren zullen noemen, in de hand zullen werken. Deze aanpak biedt tal van voordelen, waaronder de vermindering van de massa zuiveringslib, van het aantal overstromingen enz ... Het water neemt haar plaats terug in, geeft de planten leven, sijpelt in de bodem, vult de bronnen en ... de gemeenschappelijke verbeelding terug op. Dankzij de waterwegen wordt de openbare ruimte gezelliger, wordt de topografie van de stad vormgegeven, krijgt men terug een zicht op het verloop van de watercycli... Daar waar water een sociale dimensie biedt door banden te scheppen tussen mensen, biedt de samenwerking tussen personen andere mogelijkheden om waterkwesties te benaderen.
In dit opzicht, zijn de ingenieur en de financier niet meer de enige deskundigen : ze worden vergezeld door de architect, de stedenbouwkundige, de geoloog, de tuinier, de socioloog, de kunstenaar, de buurtwerker, de bewoners... De burger wordt tevens co-producer, hij interviewt en neemt deel. De economie wordt gedecentraliseerd waardoor nieuwe stedelijke beroepen en werkgelegenheid ontstaan. De vraag is niet enkel meer “hoe samen het water beheren ?”, maar “welk water voor welke stad ?”.
Het Gewest is zich bewust van deze inzetten en wij openen hier als actoren van de burgergemeenschap graag het debat over. Door de Staten Generaal van het water te Brussel te organiseren, er het perspectief van de lange termijn in op te nemen, en de hypothese van de Nieuwe stedelijke rivieren en een participatief beheer van water als gemeenschappelijke rijkdom te formuleren. Brussel heeft nood aan een nieuwe watercultuur en aan nieuwe handelswijzen.
Voor het Platform Eau Water Zone :
Alain Adriaens (vice-président honoraire Commission politique de l’eau), Pierre Bernard (architecte), Antoinette Brouyaux (citerneuse), Chloé Deligne (FNRS - ULB), Kevin De Bondt (Earth System Science - VUB), Marie Demanet (ERU), Bernard Deprez (La Cambre Architecture), Camille Herremans (Euracme), Emmanuel Legros (citoyen), Jean-Marie Lison (Parcours citoyen), Valérie Mahaut (Architecture et Climat – UCL), Dimitri Phukan (Habitat et Rénovation), Dominique Nalpas (Parcours citoyen), Liesbet Temmerman (chercheur), Christian Sebanyambo (étudiant en technologie d’architecture), Bertrand Wert (conseiller en politiques d’innovation)
Strategische en politieke hypothese
Deze SGWB van wat men de Burgergemeenschap noemt, steunen op een strategische hypothese. Deze hypothese moet doorheen de Staten generaal en zelfs daarna het proces ondersteunen. De SGWB zijn voorzien van een Stuurgroep om het project te leiden, maar het is belangrijk dat zij het gezelschap krijgen van een Onderzoeksgroep, samengesteld uit wetenschappers en andere actoren/onderzoekers die de elementen van de hypothese kunnen (on)geldig verklaren en vooral ook de acties kunnen afbakenen.
Het project van de SGWB steunt op een zogenaamd strategische en politieke hypothese die de voorbije winter, na de crisis met het Rioolwaterzuiveringstation Noord, voor het eerst werd voorgesteld. Aquiris had toen eenzijdig besloten om vuil water rechtsreeks in de Zenne te lozen, met een ecologische, politieke en misschien zelfs communautaire crisis tot gevolg. Eau Water Zone vond het essentieel om hierover een standpunt in te nemen, onder andere door op te roepen tot de Staten Generaal van het Water.